Er was eens een tijd dat er geen georganiseerde reizen, touroperators of cruises waren. Interrailen en Erasmussemesters in het buitenland waren ondenkbaar. Jonge Europeanen hadden maar één manier om de wereld te ontdekken; een Grand Tour langs de kunstschatten van Europa. Deze reis was heel gebruikelijk onder jonge mannen van goede komaf. De Grand Tour was een soort sabbatical jaar en diende als overgangsritueel van jeugd naar volwassenheid. Onder begeleiding van een mentor gingen toekomstige heersers, kunstenaars of schrijvers op ontdekkingsreis naar de cultuur van hun continent. Ze bekeken kunstwerken van de afgelopen eeuwen, vondsten uit de oudheid of kwamen in contact met grote namen uit de wetenschap. Tijdens deze reis leerden de jonge mannen andere landen kennen, nieuwe talen, portretten maken of kunstwerken kopen.
Naast studeren ook plezier maken
Voor de reizigers was de Grand Tour ook het moment om de buitenwereld te leren kennen: deelnemen aan weelderige stadsfeesten, socializen met de lokale bevolking en leren over de wilde kant van het leven. De eindbestemming van de reis was meestal Italië met zijn ontelbare sporen van oude beschavingen en het indrukwekkende aantal schilderijen, fresco’s (muur- of plafondschilderingen) en architecturale werken. De verplichte plekken om te bezoeken waren Venetië, Rome en Florence, maar veel mensen reisden ook naar Napels voor de ruïnes van Pompeii of zelfs helemaal naar Sicilië om de archeologische resten van de Griekse cultuur te ontdekken.
De Grand Tour werd altijd afgelegd langs een welbepaalde route, vastgelegd door vorige reizigers. Het werd afgeraden deze route te verlaten vanwege banditisme. Aangezien er nog geen netwerk van hotels en toeristische voorzieningen was, verbleven reizigers meestal in herbergen of privéwoningen die vrienden en kennissen aanbevolen hadden. In de dagboeken en aantekeningen van de reizigers werd vaak geschreven over de kwaliteit van de accommodaties waar ze ´s nachts verbleven of over de vriendelijkheid van de eigenaar. De term ‘toerisme’ zoals we die tegenwoordig kennen, komt zelfs voort uit de Grand Tour: een manier van reizen als doel op zich, gekenmerkt door de wens om nieuwe dingen te leren en kennis uit te wisselen over hun ervaring.
Bekende mensen die de beroemde reis hebben gemaakt zijn: Montaigne, Stendhal, John Ruskin, de dichter Keats en zelfs de schrijver Mary Shelley, auteur van Frankenstein. Maar degenen die de meeste sporen hebben achtergelaten zijn de beroemde schrijver Johann Wolfgang von Goethe en de Engelse dichter George Gordon Byron. Hun Grand Tour kent verschillende reisroutes en tegenovergestelde motivaties. Voor Goethe was het een reis naar Italië om artistieke en historische schoonheden te ontdekken. Byron had een wat turbulentere reis die begint van Portugal naar Venetië, dan naar het gevaarlijke Constantinopel en eindigt in het buitengewone Griekenland.
We nemen je mee naar de belangrijkste bestemmingen van hun reis. Wie weet raak je wel geïnspireerd en ben jij de volgende die een Grand Tour maakt. Hieronder vind je een infographic met de belangrijkste etappes van de Grand Tour van deze twee opvallende personages; de Duitse schrijver en toneelschrijver Johann Wolfgang von Goethe en de Engelse dichter George Gordon Byron.
Parijs
Veel Grand Tour-reizigers tussen de zeventiende en negentiende eeuw behoorden tot de rijke of aristocratische klasse. Hun reis begon daarom meestal met een niet-gemakkelijke overtocht over het kanaal bij de kliffen van Dover naar Cascais in Frankrijk, in de richting van hun eerste grote etappe: Parijs. Hier kregen zij hun officiële introductie in de samenleving en werden zij op de hoogte gebracht van de laatste trends. In de jaren van de Grand Tour werd Parijs zelfs beschouwd als voorloper op het gebied van smaak en verfijning. Belangrijke relaties werden opgedaan en de garderobe vernieuwd, zodat de jongeman zijn reis naar het zuiden kon voortzetten: Dijon, Lyon, de Alpen oversteken en dan richting Turijn of Milaan.
Verona
Een van de eerste steden die werd doorkruist in Italië was het prachtige Verona met zijn ontelbare schatten. De belangrijkste attractie hier was het oogverblindende amfitheater, een van de best bewaarde van Europa. De verbazing over deze ontdekking legde Goethe vast in zijn boek “Reis naar Italië”. Het was het eerste grote monument uit de oudheid dat Goethe zag en hij verbaasde zich over de goede staat ervan. Maar Verona staat ook bekend om zijn renaissance kunstwerken en dan vooral de werken van schilder Paolo Caliari, ook wel bekend onder de naam Veronese. Zijn werken zijn in verschillende kerken te bewonderen. Goethe verwondert zich echter over de vieze openbare ruimtes en het lijkt onmogelijk om een schone accommodatie in de stad te vinden.
Venetië
De stad gelegen in een lagune had een sterke aantrekkingskracht op veel jonge Europeanen die niet alleen opzoek waren naar artistieke schatten, maar zich ook op emotioneel vlak wilden ontwikkelen. Venetië stond namelijk bekend om zijn bordelen, om het gokken en om een hele reeks andere leuke dingen voor een jongeman die de wereld wil leren kennen. De beroemde dichter Byron weer hier alles van: hij woonde tussen 1816 en 1819 in Venetië, met 14 bedienden en allerlei ongewone huisdieren, waaronder 2 apen, een vos en mastiffs. Hij verbleef in het Mocenigo-paleis aan het Canal Grande en begon met het schrijven van zijn beroemde boek Don Juan. De jonge dichter was een echte modegek en een beetje raar: zo zwom hij bijvoorbeeld vanaf Venetië naar het eiland Lido. Hij was bovendien degene die de naam “Brug der Zuchten” gaf aan de overdekte brug, die het hertogelijke paleis verbindt met de Nieuwe Gevangenissen – het eerste gebouw in de geschiedenis dat speciaal werd gebouwd om als gevangenis gebruikt te worden.
Rome
Goethe vertelt in zijn boek Reis naar Italië hoe hij zijn reis verkortte en uiteindelijk maar 3 uur in Florence verbleef, zodat hij snel naar Rome kon. Eenmaal aangekomen kon hij alles wat hij kende van tekeningen, schilderijen en reproducties in het echt aanschouwen. Goethe had de stad die hij als hoofdstad van de wereld beschouwde bereikt en dompelde zich onder in de schoonheden van het oude Romeinse rijk. In zijn dagboek noteerde hij alle wonderen die hij per dag zag, zoals de beroemde portretten van kardinalen, gemaakt door Tiziano Vecellio, of de fresco’s van Raffaello. Hij vond het echter jammer om te zien hoe moderne gebouwen, oude gebouwen en monumenten neigden te verstoren of verpesten. Hij vergeleek de architecten van zijn tijd met de barbaren die Rome binnenvielen in voorgaande eeuwen.
Catania
Maar de Grand Tour was geen echte Grand Tour als Magna Graecia, (Zuid-Italië en Sicilië) met sporen van de Helleense cultuur uit de tijd van Homerus en Pythagoras, niet werd bereikt. De reis werd hier echter gecompliceerder, maar het was een goed alternatief voor Griekenland dat in die tijd nog gevaarlijk was om te bezoeken vanwege de Turkse overheersing. Reizigers stopten vaak in Palermo, Messina of Taormina, waar een prachtig Grieks amfitheater stond dat nog steeds werd gebruikt voor buitenshows. Goethe verbleef bovendien nog in een andere belangrijke Siciliaanse stad, namelijk Catania. Hier verbleef de Duitse schrijver in een herberg genaamd “De Gouden Leeuw”, waar hij eerder, op de muur van een huis, een nogal negatieve beoordeling over las.
Constantinopel (Istanbul)
In de tijd dat Istanbul nog Constantinopel heette en de hoofdstad van het Osmaanse Rijk was, vertegenwoordigde deze stad het hoogtepunt van de nogal ongebruikelijke Grand Tour van Byron. Het land was meestal verboden terrein vanwege de Napoleontische oorlogen, de dichter liet zich hier echter niet door tegenhouden. Tussen mei en juli 1810 bevond hij zich in de stad en had de gelegenheid om de Hagia Sophia en de immense stadsmuren te bewonderen. In een brief aan zijn moeder beschreef hij de Turkse begraafplaatsen als “de mooiste plekken op aarde”. Over deze periode in Turkije heeft Byron niet veel geschreven; zijn trouwe metgezel John Cam Hobhouse wel. Het lijkt erop dat de dichter veel liever de stad inging om te drinken tot in de vroege uurtjes. Aan heldhaftige daden echter geen tekort: in 1810 zwom hij de Straat der Dardellen.
Athene
Een van Byron’s laatste bestemmingen, voordat hij naar huis ging, was Athene. Hier komt hij eindelijk in direct contact met Griekse mythen en sporen uit het verleden, die hebben geleid tot zijn geschriften en romantische fantasieën. Hij genoot van de Akropolis en het Parthenon, maar ook van de ongerepte schoonheid van de landschappen en het eenvoudige leven van de plaats. Hij schrijft zijn moeder en zegt: “Ik ben hier binnen vier dagen na Constantinopel aangekomen […] jullie mensen uit het noorden kunnen je niet voorstellen wat een zomer in Griekenland is”.